Groepsimmuniteit ver weg: '5,5 procent bloeddonoren heeft antistoffen'

Het aantal bloeddonoren met antistoffen is grootschalig onderzocht door bloedbank Sanquin. De cijfers zijn door het AD opgevraagd.

Enkele honderdduizenden mensen

Begin april deed Sanquin het onderzoek voor het eerst. De bloedbank onderzocht toen zo'n 4000 bloedmonsters van Nederlandse donoren. Het gaat om willekeurig geselecteerde donoren, representatief voor de Nederlandse bevolking. Uit die resultaten bleek dat 3 procent van de bloeddonoren antistoffen had. Dat komt neer op enkele honderdduizenden mensen.

Inmiddels zijn 7000 bloedmonsters onderzocht en is het percentage bloedmonsters met antistoffen opgelopen tot 5,5 procent. Volgens arts-microbioloog Hans Zaaijer is de stijging van 3 procent naar 5,5 procent relatief klein, maar volgens verwachting.  

'Lockdownmaatregelen effectief'

"Dit sluit aan bij wat de gegevens die het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) laten zien over de afnemende verspreiding van de infectie in Nederland", vertelt hij in het AD. "De lockdownmaatregelen zijn effectief, waardoor minder mensen besmet zijn geraakt."

Dat betekent echter ook dat het niet opschiet met de groepsimmuniteit. Voor de ontwikkeling van groepsimmuniteit geldt: hoe meer mensen besmet zijn geweest met het coronavirus en antistoffen aanmaken, des te minder kans heeft het virus om zich te verspreiden.

Vaccin nodig

Hoeveel procent van de bevolking daarvoor het virus gehad moet hebben, is niet bekend, maar experts van Sanquin stellen dat wanneer 60 procent van de Nederlanders immuun is, het virus geen kans meer heeft om zich verder te verspreiden.

Zaaijer vreest dat dat nog wel even gaat duren. "Zo kan het nog twee jaar duren voordat groepsimmuniteit in Nederland wordt bereikt. Er is gewoon een vaccin nodig."