Zondaginterview

Aglaia was bijna dood na een wespensteek, nu is haar angst haar passie geworden

Door Lisanne van Sadelhoff··Aangepast:
© Frans Bouma Aglaia was bijna dood na een wespensteek, nu is haar angst haar passie geworden
RTL

Aglaia Bouma (51) belandde in een coma nadat ze was gestoken door een hoornaar. Jarenlang was ze doodsbang voor alles wat vloog, kroop en zoemde en leefde voornamelijk binnen. Ze stapte over die angst heen, ging van insecten houden en reist nu naar verre oorden om overal bijzondere beestjes te zoeken. "Ik heb zo veel aan die hoornaar te danken."

Een, twee, drie, vier, vijf, zes. Zo vaak stak een hoornaar in de borst van Aglaia toen ze op haar zeventiende op vakantie in Oostenrijk was. Woest moet de reuzenwesp zijn geweest, en vooral bang, in een hoekje gedreven: maandenlang was er geen mens geweest in het vakantiehuisje en ineens werd die heerlijke rust ruw verstoord door Aglaia, haar toenmalige vriendje en haar schoonouders, van wie het huisje was. Er had een heel nest vol met hoornaars gezeten toen ze de deur hadden geopend.

Ze voelde zich een beetje duizelig, de plek waar gestoken was deed zeer, en ze zag bleek. Bleker. Nog bleker. Haar handen zwollen op, ze werden dik, en dikker, 'en toen viel ik weg'. Ze glimlacht als ze het vertelt – het is al zó lang geleden, en het is goed afgelopen. Ze heeft geluk gehad. Een hoornaar op haar borst, ja, maar ook: een engeltje op haar schouder.

"Ze zijn zo fascinerend, die beestjes."
"Ze zijn zo fascinerend, die beestjes."

In grote haast werd Aglaia naar het ziekenhuis gebracht. Een anafylactische schok was de diagnose, en ook de oorzaak dat ze een paar uur 'totaal van de wereld' was, in een coma. Haar organen bleken één voor één uit te zijn gevallen. "Dat gaat door tot je hart stopt", zegt Aglaia. 'Je had geen vijf minuten later moeten binnenkomen', had de arts gezegd.

Ze bleek allergisch voor het gif van de hoornaar. "Vroeger had ik altijd wel dikke enkels als ik met mijn blote voeten door een veld rende, ik groeide op in het oosten van Nederland, waar veel groen is, en ik dacht: die dikke enkels, dat hoort kennelijk als je door het weiland rent. Wist ik veel dat dat kwam door insecten."

Ze voelde het voor het eerst toen ze nog in Oostenrijk was, een paar weken na de beet. Angst. Ze zat in de tuin. Hoorde gezoem. Honingbijen. Kunnen steken, maar doen dat alleen als ze zich uiterst bedreigd voelen – ze offeren zich dan op voor de rest van het volk, omdat ze sterven bij een steek. "Er was eigenlijk niets aan de hand, en toen zat mijn hart in mijn keel, gutste het zweet over mijn voorhoofd en kreeg ik het benauwd. Vanaf dat moment was ik doodsbang voor wespen. Echt op het panische af."

"Als je me dit dertig jaar geleden had verteld? Ik had je recht in je gezicht uitgelachen."

Toch staat ze hier nu in onderzoeksinstituut en natuurhistorisch museum Naturalis. Overal om haar heen zijn ze te vinden, insecten, met hun pootjes gespreid, voelsprieten (als ze die hebben) goed zichtbaar. Ze zijn weliswaar dood, maar worden op een groot scherm getoond voor de museumbezoekers.

Nu op het scherm: een kevertje, een graslandnepkapoentje dat zo van dichtbij ineens heel harig blijkt. Het is een lieveheersbeestje zonder stippen en veel kleiner dan die je altijd ziet. Aglaia is degene die het beestje heeft opgezet, met een heel dun kwastje plakte ze het dode insect op een kartonnetje.  

"Als je me dit dertig jaar geleden had verteld? Ik had je recht in je gezicht uitgelachen."

"Dit kon niet meer zo. Ik was gevlucht voor een vlíég"

Ze leefde jarenlang het liefst binnen. Slaapkamerramen altijd dicht. Als ze zich dan toch een keer op het terras waagde, keek ze continu om zich heen en rende ze weg van alles wat vloog. Ze lacht: "Het moet er debiel uit hebben gezien." Autorijden deed ze met de ramen dicht, ook als de mussen van het dak vielen door de hitte, ook als ze geen airco had.

En zo werd Aglaia als het ware jarenlang 'gegijzeld' door alles wat vloog, zoemde, kroop, prikte. "En doordat ik ervan weg rende, of ze als de pest vermeed, werd ik elke keer in mijn vermijdingsdrang beloond: want zodra ik weg was gerend van zo'n insect, voelde ik me beter. Mijn hartslag ging weer naar beneden, ik kreeg mijn ademhaling weer onder controle."

Angst is een snelgroeiend monster. Vijftien jaar modderde ze aan met dat monster – inmiddels wel een fobie te noemen. Tot ze, ze was inmiddels dertig, een keer in haar geparkeerde auto zat en een vlieg voor haar neus zag vliegen. Ze gooide de deur open, gooide zichzelf uit de auto, rende weg, struikelde, broek kapot, knieën kapot, de maat vol. "Dit kon niet meer zo. Ik was gevlucht voor een vlíég."

In museum Naturalis laat Aglaia mensen insecten van heel dichtbij zien.
In museum Naturalis laat Aglaia mensen insecten van heel dichtbij zien.

Haar angst onder ogen zien. Dat was het plan. Maar dan wel in dode vorm. Dus Aglaia toogde naar Naturalis. Ze wijst om zich heen. "Dit is de plek waar ontelbaar veel insecten worden bewaard, opgezet, dood. Maar toen ik een dode hoornaar van dichtbij zag, werd ik er niet heel warm of koud van. Door de jaren heen was-ie van zijn felle roodoranje kleur ontdaan, en het zag er een beetje broos uit. En mijn angst voor levende insecten bleef."

Plan B: kennis opdoen. Lezen. Leren. Ze schreef romans en korte verhalen, dus was altijd al bezig met taal. Ze kocht een boekje met een grote wesp op de voorkant – maar durfde het niet aan te raken. "Gelukkig waren er ook boeken zónder foto's van wespen."

En toen kwam er een moment dat Aglaia een wespenkoningin zag zitten op een struik naast haar voordeur. Honingdauw drinken, wist ze, want dat had ze gelezen. Honingdauw is bladluispoep dat een doorzichtig laagje op planten veroorzaakt, wist ze, want ook dat had ze gelezen. "Toen rende ik naar binnen. Om mijn camera te pakken om een foto te maken."

Voor haar veldonderzoek was ze een tijdje in Senegal.
Voor haar veldonderzoek was ze een tijdje in Senegal.

Haar insectenfoto's werden beter, de angsten bleven uit, ook als ze met haar lens, als ware het een microscoop, inzoomde op het diertje. "Het hielp me zo dat ik begreep wat ze deden. Ik wist nu: een wesp doet mij niets, als ik niet beweeg. Ze reageren vooral op bewegend beeld, dus als ik stil blijf zitten, ben ik voor hen niet meer dan een vage achtergrond."

De kiekjes deelde ze op Twitter, vergezeld met informatieve tekstjes. Ze besloot meer over insecten te schrijven, deed veldonderzoek in tuinen, in natuurgebieden en werd gastonderzoeker bij Naturalis.

Ze ging voor veldonderzoek naar de dichtbegroeide jungle van Borneo en reisde door Gambia en Senegal, sliep daar in hutjes en kwam terug met in haar rugzak stevig dichtgedraaide potjes met een kostbare buit: zes nieuwe steeloogvliegen. "Dat zijn bizarre beesten", zegt ze wild gebarend. "Ze hebben dus ogen op steeltjes, echt fascinerend."

"Jarenlang leefde ik binnen uit angst voor die kleine beestjes."© Aglaia Bouma
"Jarenlang leefde ik binnen uit angst voor die kleine beestjes."

De insectjes vangt ze met een speciaal vangnet en een potje. "De echte kleintjes die zuig je met je mond op met een speciaal buisje met een filter." Grijnzend: "Daardoor kwam ik er dus achter dat kortschildkevertjes vies smaken. Want een gevangen insect had dat filtertje van het buisje kapot gebeten. Dus ik kreeg hem in mijn mond."

Vieze smaak: ja. Maar verder? Insecten zijn niet vies, maar fascinerend. Niet eng, maar bijzonder. Geen monsters, nee, oorwurmen zijn juist heel zorgzame moeders, kakkerlakken zijn geen smeerlappen want ze eten het liefst fruit, bijen zijn fantástische familieleden, ze offeren zich bij gevaar op voor hun volk en sterven als ze de vijand steken.

"Vroeger moest elk insect dood van mij omdat ik ze eng vond, nu moeten ze dood omdat ik ze zo mooi vind."

Allergisch is Aglaia ook niet meer, maar dat kostte wel een paar jaar. "Mijn omgeving vond het maar niets dat ik met insecten bezig was terwijl ze me konden doden." Ook al had ze altijd een epipen bij zich, waarmee zij, of haar medeveldonderzoekers, meteen levensreddende adrenaline in konden spuiten.

"Ik ben nooit meer gestoken door een wesp, dus dacht eigenlijk: ik ben niet meer allergisch. Ik ben erover heen gegroeid." Maar toen ze dat bij de huisarts liet testen met een minuscuul beetje gif: bam. 

Elke week werd er een heel klein beetje meer gif in haar lijf gespoten op de afdeling allergologie van het Erasmus MC in Rotterdam. Er kwam elke keer een lichamelijke reactie. Ze werd er vooral heel duf van, en dan miste ze weleens een metro op de terugweg. "De totale behandeling duurt vijf jaar, ik moet nog twee jaar iedere maand een prik halen, maar ben al niet meer gevoelig. De epipen hoeft niet meer mee als ik op pad ga."

"Al die kleuren, vormen, patronen: ik kan er uren naar kijken."© Aglaia Bouma
"Al die kleuren, vormen, patronen: ik kan er uren naar kijken."

De insectjes die Aglaia en haar collega's vinden, worden bekeken, geregistreerd, gelabeld (vindplaats, datum, type insect en naam vinder). Dat doen ze allemaal zelf, monnikenwerk noemt Aglaia het, ook de miertjes en de kleinste kevertjes, fruitvliegjes, moeten worden opgezet, maar mooi monnikenwerk.

Ze wijst naar de microscoop. "Kijk, het steeloogvliegje ligt er nu onder, uit Senegal." De immens brede kop van het beest, met aan weerszijden van de steeltjes een oog en een klein voelsprietje, is goed zichtbaar. "Dit is toch echt vet."

Met haar boek wil Aglaia mensen van insecten laten houden.
Met haar boek wil Aglaia mensen van insecten laten houden.

De insectjes worden gedood door de onderzoekers, vaak met ethylacetaat, een kleurloze, vloeistof, meteen zodra ze in het potje of buisje zitten, zodat ze zichzelf niet kapot vliegen of in paniek zijn. "Het voelt heel dubbel", zegt Aglaia. "Vroeger moest elk insect dood van mij omdat ik ze eng vond, nu moeten ze dood omdat ik ze zo mooi vind."

Een levend insect kun je amper van dichtbij bekijken. Te klein, te snel. "En soms moet je ze uit elkaar halen om te kijken wat voor type het is onder de kevers, of de steekvliegen. Je hebt allerlei keversoorten die immens veel op elkaar lijken, van de kortschildkevertjes zijn er al 1100 soorten, en ze zijn bijna allemaal zwart of donkerbruin en 3 millimeter klein. Alleen hun genitaliën verschillen allemaal. En insectjes hebben zenuwen. Het is zielig om ze te ontleden terwijl ze nog leven." Ze trekt een grimas.

Aglaia doet veel veldonderzoek in binnen- en buitenland. © Antje Jordan
Aglaia doet veel veldonderzoek in binnen- en buitenland.

Ook bij haar thuis krioelt het van de insecten, sommigen dood, in haar vriezer – daar moest wel een speciale vriezer voor komen, om die insecten nou naast de ingevroren groenten te leggen, ging iets te ver. Aglaia telt even op haar vingers. "Ik heb nu een bak met kakkerlakken, levend, ik heb drie bakken met kevers en larven – en daar zit vast ook een larf van een sluipwest bij, die leeft in de larf van de kever."

Prepareren en registreren is belangrijk, zeg ze. "We moeten weten hoe het met de insecten gaat, over de hele wereld. Het zegt ons iets over gevolgen van klimaatopwarming, stikstofuitstoot."

"Insecten zijn belangrijk voor vogels, voor vissen, als voedsel. Ze eten ons gft-afval op, zonder strontvliegen zou we tot onze oren in de mest zitten en zonder kevers en vliegen zouden kadavers niet opgeruimd worden."

"Het zijn zulke bijzondere wezentjes."
"Het zijn zulke bijzondere wezentjes."

Kennis in plaats van angst. Dat gunt ze mensen die nu nog een onstopbare drang hebben alles wat vliegt, kruipt of zoemt plat te meppen – zoals zij vroeger ook had. "Ik denk dat insectjes te klein zijn om hun schoonheid te zien. Maar echt, sta er eens bij stil, zoom eens op ze in. Kijk eens hoe mieren elkaar de weg leren, eerst zie je ze achter elkaar aan lopen, en daarna alleen. Fascinerend."

Vorig jaar kwam haar boek Insectenrijk uit, over hoe slim sommige insecten zijn, hoe lief, zorgzaam, grappig, bizar, fascinerend. Haar eigen favoriet? Moeilijk kiezen, maar dan toch: de hoornaar. Die heeft haar bijna gedood, maar haar vervolgens een spannend leven gegeven, vol reizen, nieuwe ontdekkingen in jungles, lezingen in binnen- en buitenland, museumrondleidingen en preparaties.

Soms voelt ze een zekere onrust, als ze denkt aan al die soorten die er nog zijn en nog onontdekt rondvliegen of kruipen. Maar het heeft ook iets moois. Want Aglaia weet zeker: zolang ze leeft, zal ze zich niet vervelen.

Lees meer over
ZondaginterviewLink in bioNatuur & MilieuWetenschapWetenschappelijk onderzoekInsectenNatuurbeheerNatuurgebiedKlimaatKlimaatveranderingWesp